'200 Fig- 6 5U0 15,00 10,00 5,00 a' 5,00 h' 7,00 s s1 1/ 25,00 25,00 7,07 0 00 s sda 0 ~U30 da 1.4 X 0.07 0.098 =- 0.10 Waar men heeft da <0,1 j h 0,23 kan de toepassing van formule (5) plaats hebben. Het meten van loodlijnen door middel van een trans versaal zonder gejbruik-making van een prisma heeft voor ons slechts theoretische waarde. Immers nooit zul len wij aan onze meetmantri's de vergunning geven, dergelijke meetexperimenten op 't terrein uit te voeren. Dit vraagstuk wordt in [1] op een zeer voortreffe lijke wijze behandeld, hetgeen ook voornamelijk de reden is, waarom wij gedacht hebben het niet aan onze lezers te mogen onthouden. Overigens werd de fouten- theorie daarvan door ons in 'het voorgaande min of meer reeds gegeven. Beschouwen wij fig. 7. Daarin staat CX bijna lood recht op AB. Stellen wij de gemeten afstand CD h'; zetten wij op de meetlijn AB een afstand CE af, welke gelijk is aain h' en verbinden wij het punt D met het punt E. Op de verbindingslijn ED wordt de afstand EF h' ]/!T uitgezet; vervolgens wordt DF met zich zelf verlengd, zoodat het punt G ontstaat, waarbij men dus heeft: DG 2 DF. KP262 P KP 263 ds S S1 0,70 O <00 O s 7 15.00 —T ^r (rekenlin.) 0.10 a 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 36