203 niet toe over om twee redenen. In de eerste plaats zou deze verhandeling van wege de gecompliceerdheid van dit onderwerp veel te omvangrijk worden. In de tweede plaats worden deze terreinconstructies bij ons Kadaster meer als boogsnede dan als loodlijnbepa lingen behandeldde rechte hoek wordt derhalve meer als controle-middel of hoogstens als voorwaarde in een stel foutenvergelijkingen opgevat. Zij die over dit onderwerp meer willen weten, zullen wij voorloopig verwijzen naar [4]. Misschien zullen wij later in de gelegenheid zijn op deze constructie terug te komen, doch het zou ons aangenamer wezen, indien een der geachte lezers zich over deze materie zal wil len ontfermen. V. Drievoudige omboging: d.w.z. indirekte loodlijn zon der prisma. Deze constructie is aan te bevelen wanneer het uit einde van de te meten loodlijn moeilijk toegamgelijk is of zich in ongunstige positie bevindt, h.v. wanneer „de top achter een stapel balken verborgen ligt en het voet- punt ergens in de lucht zweeft, op een afstand van anderhalven meter boven den beganen grond". Ook is zij raadzaam, voor het geval de meter onvoldoende bedrevenheid toont. Wanneer wij bedenken, dat inder daad „ondanks alle instructie en oefening het hantee- ren van een prisma voor een zeer groot deel der man- tri's een zoet geheim is" zoo vrag'en wij ons af, of de hier naar voren te brengen werkwijze niet een ruimere toepassing verdient. Als eisch moet worden gesteld, dat de mantri's in het uitzetten van punten in de meet lijn goed geoefend moeten zijnhet is dus zaak hen in [3] bespreekt in een aanteekening dergelijke gevallen en meent, dat de door hem gevolgde methode (zie V) de eenige is, om uit de meting wij zeggen het geen jongleur kunststuk te maken!

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 39