206 dingen moet men hierbij voor oogen houden. De prac- tijk eischt, dat de waarde 2 a h' gemakkelijk op 't terrein is vast te stellen, zonder noemenswaard reken werk, ten einde den voortgang' vain de meting niet te belemmeren. Heeft men de keuze van A gedaan, dan zal men moeten nagaan, of de waarde of met een gemakkelijke berekening gepaard gaat. Nemen wij allereerst de waarde a in beschouwing en raadplegen wij hierbij hetgeen in hoofdstuk II naar voren werd gebracht. In bedoeld hoofdstuk treffen wij een verhouding aan, welke materie in de tabellen I, II en III werd uit gewerkt. In het onderwerpelijke geval hebben wij met de formule a te maken. Er zit iin beide verhoudingen een zeker verband, en wel het navolgen de de waarde a' van hoofdstuk II vervult in dit hoofd stuk V de rol van 1/2 a> terwijl de verhoudingen van teller en noemer der breuken omgekeerd zijn. Voor de discussie aangaande de keuze van a zou men dus gebruik kunnen maken van de zooeven genoemde tabel len I, II en III, mits men bedenke, dat de waarde A genomen moet worden. Een onderzoek van deze tabellen wijst uit, dat de keuze a a h A 1 en A '/2 de voorkeur verdient. Deze keuze is inderdaad zeer gelukkig! Immers, op terrein heeft de mantri bij A 1 geen rekenwerk te verrichten (de loodlijnafstand werd eenvoudig aan weerszijden van het voetpunt op de basis uitgezet), terwijl voor a 1/2 het reken werk (halveering van bedoelde afstand) geen bezwa ren oplevert; bedoelde keuze leidt blijkens bovenge noemde tabellen tot minimale foutenkans.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 42