212 Berekening van punt 3. Si 56,85 Sj s2 0,87 Si? 55.98 5= ,«0 (s, s2) 1,11 X 0,87=: 0,97 h' 50,43 h' 50.43 58 (rekenlin) s s2 0.87 Tabel VI geeft de correctie voor h' 100 m. en -58 corr. 1,5 cm. dus 1,5 X 0,5 1 cm. S corr. 0,97 4- 0,01 0,98 139,04 4- 0,98 140,02 (abscis v/h voetpunt). 140,02 164,26 56,852 3231,92 55,982 3133,76 113,82 140,02 26,202 686,44 24,242 587,58 26,20 24,24 h,2 2545,48 h22 2546,18 hj 50,453 k2 50,46 50,46 h. Heeft de mantri 1 toegepast, dan is de bere kening precies dezelfde behalve dat men in plaats van 1,11 0,7 bezigt, c) Nabeschouwingen. Om nu een direkt oordeel over de bruikbaarheid van deze methode te verkrijgen werd tusschen KQ14 en IvQ14a een driehoeksketting gelegd, waarin 2 en 3 als driehoekspunten werden opgenomen. De lengte 2 3 werd vervolgens direct gemeten, waaruit de waarde 121,78 werd gevonden. Aan de hand van de meting van fig. 10 zie b) kantoorberekening, werd op indirecte wijze de lengte 121,68 gevonden. Schrijven wij deze uitkomsten onder elkaar: 2 3 (triang.) - 121,70 2 3 (direct 121,78 2 3 (indir. 121,68

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 48