'213
rV:/2.
Vanzelfsprekend is het, dat de triangulatiewaarde
121.70 het meest waarschijnlijk moet worden geacht.
En opmerkelijk is het, dat de indirect gemeten waar
de 121,68 zeer dicht bij deze triangulatie-waarde is
gelegen. De groote waarschijnlijkheid van dit resultaat
wordt nog eens gedemonstreerd door fig. 11 en 12.
Deze teekeningen stellen de foutenfiguren voor resp.
van de punten 2 en 8. In beide figuren zijn driehoeken
getrokken, die de omboogingen der transversalen en
loodlijnen voorstellen. Voorts beteekent:
V] de ligging van de punten 2 en 8 volgens veref
fening der transversalen
v2 de ligging van bedoelde punten na vereffening,
waarbij zoowel de transversalen, als abscissen betrok
ken zijn
v3 de ligging dier punten ina gelijktijdige vereffening
met gebruik making van alle lineaire meetgegevens.
Het resultaat van de in dit hoofdstuk (zie ad b)
verrichte berekening der punten 2 en 3 is in fig. 11 en
12 aangeduid met t.
Schaal fig. 11 1 3; fig. 12 1 2.
jPu7tl3.