170 is; of de overgang inderdaad dien graad van nauwkeu righeid bezit, hangt ook af van de fouten in de centree r ingselementen A 2,1, nu, is maximaal 6 -• p (waar alleen de absolute 6 a:! waarde van de fout van belang is, wordt eenvoudigheids- halve geen onderscheid gemaakt tusschen maximum en minimum), dus wenscht men den overgang op 1" nauw keurig te kennen, dan zal men bij elke mogelijke waarde van <p deze benaderingsformule (2) kunnen toepassen, wanneerp" <T 0."5 of^41 is. 6 a8 e (Vgl. ook Gauss' „Die Trigonometr. und Polygonometr. Rechnungen i.d. Peldmeszkunst" blz. 234). 3. Uitvoering der berekening. a. De berekening van den overgang geschiedt gewoon lijk logarithmisch met de zeer eenvoudige formules (1) of (2). b. Door Sossna werd echter een andere rekenwijze ont worpen. (Zie „Zeitschr. für Vermessungsw". Jg. 1905). Men schrijve n.l. formule (2) als volgt: De logarithmen der waarden Z, die ook voorkomen in de coëfficiënten a en b van de foutenvergelijkingen der strenge vereffening van puntsbepalingen werden gefabuleerd door Seiffert. c. De formule (3) is een andere schrijfwijze voor (2) dus zal slechts onder dezelfde voorwaarden, die gel den voor (2), mogen worden toegepast. Met het doel 0 cl 0 0 q s;n cp cos q. 2 (3) a cos <p a cos <p 1 - - 1 a p sm q; cos gj en bp sin cos cp, xa xp ya yP

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1931 | | pagina 5