12 DE ORIENTEERING VAN HET PRIMAIRE DRIEHOEKSNET VAN BATAVIA. Inleiding In afwijking van het oorspronkelijk plan de primaire kadaster-triangulatie aan te sluiten aan reeds bekende driehoekspunten van den Topografischen Dienst bleek het, wegens minder gunstige resultaten, die de bedoelde aansluiting opleverde, (nadere gegevens daaromtrent vindt men in het artikel „Basismeting van Batavia" door H. Massier), noodzakelijk over te gaan tot zelfstandige basismeting en oriënteering van het net. Oriënteering van het driehoeksnet heeft ook plaats gehad te Buitenzorg en wel door middel van zonswaar- nemingen; weliswaar waren dit aanvullende metingen, omdat tevens werd aangesloten aan punten van den Topografischen Dienst, doch verhooging van den graad van nauwkeurigheid (3".2 bij een lengte der driehoeks zijden van gemiddeld 800 M.) geëischt voor de trian- gulatie-Batavia met zijden van gemiddeld 11000 M. werd bij deze methode van azimuthsbepaling en met de beschikbare hulpmiddelen niet wel mogelijk geacht. Instelling op de zonsranden is altijd eenigszins onze ker, in 't bijzonder is dit het geval voor waarnemingen, waarbij het zonsbeeld wordt geprojecteerd op een scherm en juist op -het moment van instelling het beeld van de draden verdwijnt, maar ook bij gebruik van donker glas zal de asymmetrie van het beeld t.o.v. de kruisdraden de instelling onguinstig beïnvloeden. Bij waarnemingen tijdens de „grootste degressive" kan wel licht een iets grooter nauwkeurigheid worden bereikt (hierop komen we nog terug), doch de azimuthsbepa ling moest plaats hebben in den tijd, dat degressie van de zon in het geheel niet optreedt (voor de breedte van Batavia is dat slechts het geval ongeveer in de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 13