19
Men vindt dan:
grenzen voor de rechte klimming <x,
ong. 16u 35 19u 20 (Westelijke degressie)
ong. 3U 25 0U 40 (Oostelijke degressie)
W
De gevonden grenzen voor en S worden op een ster-
rekaart overgebracht, (zie fig. 2, waarin o,c en e de
sterrebeelden resp. Ophiuchus, Cetus en Eridanus aan
duiden) waarna men dus de waar te nemen sterren
slechts heeft te zoeken ongeveer in de met dikke lijnen
aangegeven vierhoeken.
De selectie kan nu nog verder worden doorgevoerd,
wanneer men rekening houdt met het feit, dat zoowel te