26 Deze fouten kunnen drieërlei karakter hebben le excentriciteit van het steunpunt van de bousso- lenaald, m.a.w. dit steunpunt ligt buiten het middelpunt van de verdeelde cirkelrand (zie fig. 1). 2e het steunpunt van de naald ligt niet in één lijn met de beide uiteinden, m.a.w. de naald is krom (fig. 2). 3e beide afwijkingen komen gecombineerd voor (fig, 3). Deze fouten komen tot uiting in de meting van een aantal bekende azimuths, regelmatig over den horizon verdeeld (tour d'horizont). De fout sub 2 is te herkennen aan een constant-, die sub 1 en 3 aan een varieerend verschil tusschen de beide boussoleaflezingen, resp. aan N- en Z-kant van de naald. Het is duidelijk, dat in het geval sub 1 de uiterste positieve en negatieve waarden van dit verschil gelijk zijn (in fig. 1 bij 90 en 270)in het geval sub 3 niet, hetgeen zijn oorzaak vindt in het steeds in dezelfde richting werken van de fout sub 2. Het blijkt, dat de verschillen Noord-Zuid bij geval 3 gelijk zijn aan de som van die bij 1 en 2. Bij de methode Van der Tas wordt de fout sub 1 geëli mineerd, door het gemiddelde te nemen van de aflezingen in beide uiteinden van de polygoonzijde (zie fig. 1), de fout sub 2 door toepassing van de boussolecorrectie, welke is bepaald uit een tour d'horizont met aflezingen aan één naalduiteinde. No. 3 is echter het gevaarlijke punt. In dit geval zal voor de correctiebepaling aan beide einden van de naald moeten worden afgelezen. Doch deze cor rectie is dan ook slechts zuiver voor een meting, waarbij de boussole eveneens dubbel afgelezen is. Is de boussole daarentegen eenzijdig afgelezen, dan bevat het azimuth nog de fout sub 2 (zie fig. 2), die er

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 27