30 van toevallige fouten en we dus geen juist beeld krijgen van de nauwkeurigheid der meting. Theoretisch zou m N te berekenen zijn uit m mN mgem. X V 2 3,6 X 1/ 2" 5,1' Het verschil van 2,2' tusschen de theoretisch en de practisch bepaalde mN wordt veroorzaakt door de excen triciteit. Hoe staat het nu met de hoek tusschen 2 met de boussole gemeten richtingen? Het krom-zijn van de naald heeft op de hoek geen invloed, wel echter de excentriciteit. In het azimuth, verkregen door het middelen van Noord- en Zuidaflezing van de naald is evenwel de excentriciteit geëlimineerd, aus ook in het verschil van twee dezer azimuths. En dat kan van groot belang zijn bij het volgende geval, dat zich m de practijk dikwijls voordoet. De magnetische storingen kunnen zoo sterk zijn, dat het noodig is, de azimuths te berekenen met behulp van de noniushoeken tusschen 2 vaste azimuths (trigonome trisch of astronomisch bepaald). Dikwijls blijkt dan de som der hoeken een sluitfout te vertoonen van ongeveer 20', 30' of 1°, al naar gelang van de grootte van een randdeel. Het opsporen van dergelijke fouten is bij een meting met enkelvoudige boussoleaflezing zelden mogelijk, aangezien hierbij ver schillen van 30' en meer tusschen nonius- en boussole- hoeken getolereerd zijn. Hebben we echter het gemid delde van een dubbele aflezing, wat op zichzelf reeds nauwkeuriger is dan een enkele aflezing en waarin de excentriciteit geëlimineerd is, dan zullen deze ver schillen doorgaans beneden 10' blijven en aldus het middel zijn om grove fouten o.p te sporen. Op blz. 28 en 29 worden aangetroffen de waarnemin gen in een 6-tai punten, die deel uitmaken van een trek van 50 slagen, (opgemerkt wordt, dat deze waarnemingen ge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 31