31
voegelijk in het formulier 20a kunnen worden ingeschre
ven). Door locale attractie moeten de azimuths berekend
worden met oehulp van de noniushoeken uit 2 astrono
misch bepaalde azimuths, die elk een onzekerheid van 2'
hebben. De som der hoeken blijkt 16' af te wijken van het
verschil der bekende azimuths. De tolerans hiervoor is
3'. J/5Ö 4' 25' (deze tolerans van 3 Kn is wel erg
ruim genomen). De sluitfout valt er binnen, dus er zou
geen reden zijn, om naar een eventueele fout in de
hoekmeting te zoeken, als deze niet dadelijk in het oog
sprong bij vergelijking met de gemiddelde boussolehoe-
ken. Dat is hier het geval bij de waarnemingen in punt
25het verschil van 17' geeft ons vrij groote zekerheid,
dat daar een fout van 20' (een randdeel) gemaakt is,
waardoor de sluitfout in de som der hoeken tot 3'
kan worden teruggebracht.
Is de sluitfout in de som der hoeken boven de tole-
rains, dan zullen we dadelijk denken aan een grove
afleesfout, maar het zal in het algemeen niet gemak
kelijk zijn iom deze te vinden, als we geen bruikbare
boussolehoeken hebben en misschien zal soms de ge
il eele trek overgemeten moeten worden.
Het is aan te bevelen, elke theodoliet-boussole (of
boussole-tranchemontagne) vóór de meting op excen
triciteit te onderzoeken, tegelijk met de overige rege
ling.
Het bedrag der excentriciteit (m.a.w. de afstand van
het steunpunt der naald tot het middelpunt van de
cirkelrand) is nagenoeg gelijk aan waarin p is
4 P
het uiterste verschil Noord-Zuid in minuten en d de
diameter van de cirkelrandde richting ervan is het
azimuth, waarbij dit uiterste verschil optreedt, vermeer
derd met 90°. Blijkt bij dit onderzoek, dat er hoege
naamd geen excentriciteit is, dan is dubbele aflezing
niet zoo (noodzakelijk, maar zal toch de nauwkeurig-