33 punten van losse trekken (b.v. aansluitingstrek- ken) zonswaarnemingen moeten doen of zoo mo gelijk dienen aan te sluiten aan reeds bekende of althans te berekenen richtingen, In het algemeen worden zonswaarnemingen gedaan om de 50 standpunten, bij sterke magnetische storingen ver dient het aanbeveling, om er tweemaal zooveel te doen. II. De Afstandmeting. a. Het afwisselend op 100 en 120 instellen van de middendraad, gebeurt, cm door andere getallen te gebruiken, meer onafhankelijke aflezingen te krijgen. b. Het meten van een controlehelling geschiedt om grove af leesfouten te voorschijn te brengen en te verbeteren. Veel voorkomende verschillen tusschen de hellingmetingen in beide uiteinden van een lijn zijn 10°, 5° en 1°; kleinere verschillen kunnen toe gestaan worden. Meestal zal een van de twee wel goed zijn, maar welke? De door sommigen gevolgde methode, om die helling aan te houden, welke de gunstigste sluitfout in de rond- rekening of aansluiting geeft, is natuurlijk absoluut on verdedigbaar!Speculeeren op het geheugen van den opnemer zal de kans, dat men de juiste heeft genomen, op weinig meer dan 50% brengen. Deze overwegingen hebben geleid tot het systeem, waarbij genoemde fouten op gemakkelijke wijze verbeterd kunnen worden. Nadat alle manipulaties in een punt verricht zijn, wordt de verticale rand afgelezen met middendraad op 180. Blijkt ten kantore bij de berekening, dat er een tegen spraak is tusschen de twee waarnemingen van een helling, dan geeft een kleine berekening ons onmiddellijk het gewenschte resultaat. Als voorbeeld de helling van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 34