2 Deze verschillen maken de beoogde aansluiting aan de S S-punten ten eenenrnale onmogelijk. Na overleg met Prof. Schepers, werd besloten, alleen S 123 (KP 6) als aansluitingspunt te handhaven en met behulp van een eigen azimuth en basis de overige punten te bepalen. Wat de azimuthsbepaling betreft, moge hier verwezen worden naar het desbetreffend artikel van R. Roelofs. Voor de basisme- bovenaan*.. Zij aan l. %nertIaiËl eeëlaijr) bovenaan*. —m b ting werd gebruik gemaakt van scherp toeloopende 5m-lat- ten (zie fig. 2), voor zien van niveau. Hiermee werd als volgt gemeten: Na plaatsing van meetlat I wordt meet lat II zoodanig aan gelegd, dat c samen valt met het midden Zifaanzic'hl m van ab; hierna wordt meetlat I aan het eene uiteinde opgeheven tot het niveau inspeelt en de koorde k mm' gemeten enz. (k in cm's aflezen). Het aainleggen der meetlatten op iciv de hierboven omschreven wijze (m jo??? c), wordt eenvoudig gemaakt door gebruik van trapvormige blokjes (zie fig. 3), waarmee de uiteinden der aan te sluiten latten t.o.v. elkaar kunnen worden versteld. De reductie der lengte (ten kantore te berekenen) bedraagt hL (mm')* 2 1 1000 cm per 5m (zie Z.f.V. 1924 Thie: Die Lattenmessung im geneigten Gelande, ins besondere Cl 77? C

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 3