5 Nadere beschouwing van deze gegevens leidt tot de volgende conclusie: hoewel het blootstellen van de meet latten aan de gloeiende zon een uitzetting van het hout doet verwachten, blijkt gedurende de meting op 4 achter eenvolgende dagen de lengte der latten kleiner te worden (de gemeten afstand wordt grooter). Daarna, in een rustperiode, neemt de lengte iets toe, om tenslotte bij een 2e serie metingen opnieuw af te nemen. De uitzetting van het hout wordt dus blijkbaar te niet gedaan door een veel sterkere invloed in tegengestelden zin, De ver klaring zal vermoedelijk te zoeken zijn in het verminde ren van het vochtgehalte in het hout tijdens de meting, welk vochtgehalte gedurende de rustperiode weer zou toenemen. Een andere, hoewel m.i. minder waarschijnlijke verklaring zou nog gevonden kunnen worden in het eventueel kromtrekken der meetlatten onder invloed der zonnewarmte. Aan de hand van nauwkeurige gegevens omtrent temperatuur en vochtigheid, verstrekt door het Magnetisch- en Meteorologisch Observatorium, zal alsnog worden getracht, een juist inzicht te krijgen in de wer king der klimatologische factoren. Overigens kan hier verwezen worden naar een artikel van Petzold in het Z.f.V. jaargang 1902; die Gouliersche Untersuchungen der durch Feuchtigkeit und Warme verursachten Langen- anderungen von Holzstaben. In verband met bovengenoemde verschijnselen, die de meting in ongunstigen zin beïnvloeden, werd besloten, deze basis slechts als controle te beschouwen en te trachten, een zuiverder resultaat te verkrijgen, door een tweede basis in den nacht te meten. Voor de bepaling van den afstand BZ-BN (zie fig. 5), werd daarom volstaan met achtervolgende berekening:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 6