44 In de praktijk heeft men deze bezwaren op verschillende wijze trachten te omzeilen. Men verkocht zijn grantrecht en liet overschrijving plaats hebben ten betrokken contro- leurskantore. Tegelijkertijd maakte men een tweede over eenkomst op, waarbij aan den verkooper „optie" werd verleend in geval de kooper tot verkoop van den grant wenschte over te gaan. Bovendien werd het perceel aan den verkooper „verhuurd" en deze had dus te zorgen voor de betaling der „huurpenningen". De geheele behandeling leek dus op een'verkapte hypotheekvestiging waarbij de huurpenningen in de plaats treden van de bedongen rente vergoeding. Deze wijze van doen bracht echter hare bezwaren mee met name voor den debiteur. Immers de z.g. koopsom waarvoor het recht verkocht werd, was in werkelijkheid het geleend bedrag en zooals gewoonlijk bij hypotheken belangrijk lager dan de werkelijke waarde van het per ceel. Kwam nu de debiteur zijn verplichtingen niet na (dus staakte hij het betalen der huurpenningen) dan verviel zijn optierecht tot terugkoop en kon de crediteur het grantrecht verkoopen. Men trachtte een anderen uitweg te zoeken. Zoo ging men een tijdlang tot cessie van het grantrecht over, onder voorwaarden zooals bij hypotheek gewoonlijk ge steld worden. Men verkocht dus niet, maar cedeerde tijdelijk zijn rechten op een bepaald perceel. Deze hande ling kwam inderdaad de werkelijkheid meer nabij, im mers men bedoelde geen verkoop doch een in-onderpand geven. Het bleek echter dat men ook hiermee nog geen idealen toestand bereikt had. Immers wat was het geval. Zooals men weet heeft bij faillissement de hypotheek houder een preferentierecht op de opbrengst van het bezwaarde perceel bij publieke verkoop. Men dacht dat dit voor grantrechten eveneens zou gelden, doch het Hoog gerechtshof besliste in ontkennenden zin.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 11