45
Op deze wijze kwam dus de crediteur in het gedrang.
Het gevolg van een en ander was, dat men de Regeering
verzocht een noodverordening in het leven te roepen,
waarbij een desnoods tijdelijke voorziening zou worden
getroffen ten aanzien van kennelijk in onderpand gegeven
grantrechten. Bij Staatsblad 1927 No. 522 kwam de
ordonnantie af, waarbij bepaald werd dat aan beleeningen
van g*rantrechten tot stand gekomen vóór 1 Januari 1929
een voorkeursrecht verleend zou worden tot ultimo 1931.
De Regeering meende dat op die wijze den crediteuren
voldoende gelegenheid werd gegeven de beleeningen af te
wikkelen, of om te zetten in hypotheken op gronden met
een wettelijken titel. Immers aan het converteeren van
grantrechten in opstal- of gemeentelijke erfpachtsrechten
worden geen bezwaren in den weg gelegd, terwijl ook,
wanneer de rechten beleend zijn, door tegelijk bij de
inschrijving de hypotheek te vestigen, aan alle moeilijk
heden tegemoet kon worden gekomen. Aan de verwachting
van de Regeering werd echter niet beantwoord en dat
kwam voornamelijk door den onwil der granthouders. Nu
is hun houding dienaangaande zeer begrijpelijk.
Het grantrecht biedt den houder immers verschillende
voordeelen
le het perceel is niet verpondingsplichtig om den een-
voudigen reden dat niet vast staat dat het recht
onroerend is.
2t bij overschrijving betaald men geen recht.
Het lag voor de hand dat de granthouder, die trouwens
bij deze beleeningen een betere positie innam dan de
crediteur, niet zou medewerken en alleen in enkele geval
len heeft dan ook omzetting van gxantrecht in zakelijk
recht plaats gehad.
In aanmerking genomen den slechten economisehen
toestand die ook ter Oostkust van Sumatra in alle lagen
is doorgedrongen is de Regeering tenslotte noodge-