EENIGE BESCHOUWINGEN OVER HET GRANTRECHT
TER OOSTKUST VAN SUMATRA.
Het feit dat de Regeering de beide verzoekschriften,
ingediend in April en Augustus 1930 door de Handels
vereniging Medan en enkele rechtstreeks daarbij betrok
ken ingezetenen van Medan, betreffende omzetting van
grantrecht in gemeentelijk erfpachtsrecht en verlenging
van den termijn waarbij het voorkeursrecht van de als
zekerheid in onderpand gegeven grantrechten, zou ver
vallen langen tijd in beraad heeft gehouden, zoodat
eerst in December 1931 hierop het antwoord afkwam, zal
insiders tot nadenken hebben gestemd. Immers de geruime
tijd die tusschen indiening der verzoekschriften en daarop
verstrekte antwoorden verliep, moet de overtuiging wet
tigen dat deze kwestie niet zoo gemakkelijk was op te
lossen en de Regeering zich terdege rekenschap heeft
gegeven van de consequenties die hieraan verbonden
waren.
Nu deze kwestie weer actueel dreigt te worden en
waarschijnlijk wel voor Sumatra's Oostkust actueel zal
blijven zoolang het recht bestaat, lijkt het mij niet
ondienstig, mijn meening over het een en ander te geven,
hopende hiermede een, zij het slechts zwakke, poging te
wagen meer licht op de zaak te doen schijnen.
We zullen beginnen voor niet-ingewijden een algemeen
overzicht, te geven van het ontstaan en de ontwikkeling
vain het grantrecht.
Dit recht is in het Zelfbestuursgebied ter Sumatra's
Oostkust vrijwel exclusief en nog betrekkelijk jong.
Een vergelijking met eenig in ons rechtsbegrip bestaand,
daarmee overeenkomstig recht is moeilijk te trekken.
Men heeft het wel eens genoemd „inlandsch erfpachts
recht", doch met het westersche recht van erfpacht is de
vergelijking zooals we zullen zien geenszins in alle