38 opzichten identiek door te trekken, hoezeer men zich vroeger bij de uitgifte hiernaar richtte. De literatuur ever grantrechten is niet bijster uitge breid. Het eenige mij bekende werkje is een uitgave van het Oostkust-van-Sumatra-instituut, getiteld „Grantrech ten in Deli" en samengesteld door Gerard Jansen, vroeger landmeter bij onzen dienst. Voor belangstellenden wordt, tot een goed begrip, de lezing van dit boekje aan bevolen. We zullen het allereerst hebben over het ontstaan der verschillende grondrechten ter Oostkust van Sumatra. We constateeren dan, dat het Bataksch adatrecht aan vankelijk zoowel in hoog- als laagland overheerschend was. Men gaat hierbij uit van de stelling dat alle grond behoort aan de marga (complex dorpen, door uitzwermin- gen ontstaan uit één moederdorp). Het hoofd (datoek) van de marga (oeroeng) heeft het recht namens het dorpsbestuur gronden ter ontginning' uit te geven aan de dorpsgenooten. Zoolang er gronden in de marga ter beschikking zijn, wordt ieder verzoek, gedaan door de betrokken dorpsgenooten, ingewilligd, natuurlijk wel te verstaan alleen die gronden betreffende, waarop door anderen nog geen bezitsrechten werden uitgeoefend, in het algemeen dus die welke voor uitgifte ter ontginning vatbaar zijn. De Batakker behoudt zijn recht zoolang hij hiervan werkelijk gebruik maakt, doch bij kennelijk ver laten van den grond vervalt het recht weer aan de oeroeng. Transactie aan derden zonder toestemming van het oercenghoofd was niet toegestaan, alleen bij versterf ging de grond over op de erfgenamen. Dit Bataksch beschikkingsrecht heeft in de hooglanden tot op heden zijn voile karakter behouden. Iets anders was het in de laaglanden (kustgebied). Hier waren de nederzettingen der Batakkers dun gezaaid, terwijl andere rassen, voornamelijk Maleiers, eveneens deze streken be woonden. Het is zeer begrijpelijk dat het Bataksch adat-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 5