76 stelling, dat met de Kleinste Kwadraten altijd de voordeeligste oplossing wordt verkregen. Die meening te zijn toegedaan is volstrekt afkeurens waardig en hij, met wien dat dan ook het geval mocht zijn, zou daarmee blijk geven van het principe der foutenvereffening niet de minste notie te hebben. Bij alle door ons verrichte waarnemingen zullen fouten optreden, want feilloos waarnemen is den mensch ten eeinen male onmogelijk, daar hij altijd ge bonden is aan zijn eigen onvolkomenheid en die zijner hulpmiddelen. Dat we fouten maken zal blijken als we meer waarnemingen verrichten dan strikt noodig is om tot een resultaat te komen. Stel bijv. dat we de drie hoeken van een driehoek hebben gemeten. De waarschijnlijkheid dat die hoeken geen fouten bevatten en samen dus 180° zullen zijn, is al zeer gering. Zoo goed als zeker zal er dus een tegenspraak op treden. Wat kunnen we hier tegen doen? Er staan ons twee al zeer eenvoudige wegen open in.l. 1. We kunnen een der waarnemingen laten vervallen en 2. We kunnen ook hetgeen er overschiet of wat we tekort komen volkomen negeeren. Maar niet alleen komt daar ons wiskundig gevoel tegen op, doch bovendien, willen we de nauwkeurig heid opvoeren, dan zullen we wel degelijk rekening hebben te houden met die tegenspraak. We moeten dus die overtollige waarneming gebruiken im de bere kening en dit is alleen mogelijk als we overgaan tot vereffening. De fouten, die we maken, kunnen hun ontstaan te danken hebben aan de onvolmaaktheid van onze zin tuigen, van de gebruikte methode of van de instru menten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 14