77
Welke fouten kunnen we hierbij onderscheiden?
1. De grove fouten. Deze berusten bijv. op een
groote nalatigheid van den waarnemer of iets van
dien aard en zijn meestal te vermijden en althans
bijna altijd bij het zoeken naar het resultaat er
wel uit te halen.
2. De onvermijdelijke fouten. Dit zijn fouten, die af
hankelijk zijn van het waarnemingsvermogen van
den waarnemer, dat bij den een beter ontwikkeld
zal zijn dan bij den ander, of van de toegepaste
methode, die meer of minder gunstig kan zijin,
of van de hulpmiddelen, waarvan de nauwkeurig
heid niet altijd even groot zal zijn en althans
nooit absoluut is.
De onvermijdelijke fouten nu zijn het object
voor de bewerking, die we foutenvereffening noe
men.
Nu hebben we inog een onderscheid te maken;
we kunnen n.l. die onvermijdelijke fouten weer
onderverdeelen in:
.4. Regelmatige fouten en
B. Toevallige fouten.
Nemen we als voorbeeld een lengtemeting.
Meten we den afstand met een meetveer van bijv.
10 M., die te lang of te kort is, dan zal een lengtefout
ontstaan, evenredig aan het aantal malen, dat de
meetveer is neergelegd, dus evenredig aain de lengte.
Hier hebben we te doen met een regelmatige fout.
Bij het opnieuw aanleggen tegen de meetpennen zal
altijd een kleine fout optreden, die nu eens positief
dan weer eens negatief zal zijn. Deze fouten, de toe
vallige fouten, zullen het resultaat niet in die mate
beinvloeden als de regelmatige. Doordat ze afwisselend
positief en negatief zijn, zal hun som aanmerkelijk
kleiner zijn dan die der regelmatige fouten. De waar
schijnlijkheid n.l., dat ze alle positief of alle negatief