78
zullen zijn, is vrijwel uitgesloten.
Het komt er nu op aan de fouten, sub A en B genoemd,
van elkaar te scheiden, want daar de foutenvereffening
berust op de waarschijnlijkheidsrekening en de laatste
zich speciaal bezig houdt met de toevalswetten, be
hoeft het geen nader betoog dat, willen we de fouten
vereffening wetenschappelijk juist toepassen, we feite
lijk alleen te maken mogen hebben met toevallige
fouten.
Ook aan de regelmatige fouten is meestal wel te
ontkomen, hoewel niet geheel en altijd zal er in de
toevallige fout wel een restamtje overblijven van de
grove en de regelmatige.
Goed moet dus in het oog worden gehouden, dat
alvorens tot de foutenvereffening wordt overgegaan,
men allereerst zorgdraagt, dat de grove en de regel
matige fouten zooveel mogelijk uit de waarnemings
fouten zijn verwijderd en dus de resteerende overwe
gend toevalsfouten zijn, daar anders de foutenveref
fening wel een resultaat oplevert (dit doet ze altijd,
gewillig als ze is), doch een resultaat, waarvan de
waarde zeer betrekkelijk is.
We zullen nu eens nagaan, wanneer het wenschelijk
is de Methode der Kleinste Kwadraten toe te passen
en wanneer niet.
Ie Geval. Gemeten is een polygoonnet, bestaande
uit eenige rondrekeningen doch zonder aansluitingen.
Ter oriënteering van het net zijn de azimuths der zij
den gemeten en tevens is de correctie van het instru
ment bekend.
Betreft het 'hier een beperkt aantal gesloten poly
gonen, dan kan worden volstaan met een eenvoudige
knooppuntberekening en is een vereffening inaar de
Kleinste Vierkanten overdaad.
Is echter dat aantal rondrekeningen grooter, zijn het
er bijv. 5 of meer, dan ware de laatste vereffening aan