79 te bevelen. Iin dit geval zijn regelmatige fouten (bijv. in de lengtemeting) niet onoverkomelijk, daar het dan slechts betreft een vergrooting of verkleining van het net in zijn geheel, en die fouten dus geen invloed uit oefenen op de vereffening. 2e Geval. Is bovengenoemd met nog uitgestrekter, dan zullen enkele zonswaarnemingen niet overbodig zijn voor juiste oriënteering. Bij zoo'n net (dit hangt trouwens grootendeels af van de nauwkeurigheid, die we willen bereiken) verdient het aanbeveling eerst over te gaan tot de vereffening van de hoeken afzon derlijk. Hierbij doen zich twee mogelijkheden voor: A. De sluitfout in de som van de hoeken van zons- waarneming tot zonswaarneming is evengroot als of kleiner dan de sluitfout in de hoeken van de rondrekeningen (alles per hoek). Dan is bij de vereffening de methode der Kleinste Vierkanten toe te passen. B. Is echter de onder A eerst genoemde sluitfout grooter dan de tweede, dan is die wijze van veref fening beslist af te raden. We brengen dan in de vereffening fouten, die in geenerlei verband staan met de fouten in de eigenlijke netsmeting en niet direct waarnemingsfouten zijn. Gebruiken we hier nu toch de Kleinste Vier kanten dan zal dit wel een resultaat opleveren. Maar welke waarde moeten we daaraan hechten Juist door de toepassing zullen misschien (het behoeft niet altijd het geval te zijn) verwringingen in het net ontstaan, die we hadden kunnen ont- loopen door een eenvoudige vereffening met bijv. een paar knooppunten uit te voeren. Hoewel het eigenaardig klinkt, toch zal de laatste vereffening een waarschijnlijker resultaat opleveren dan de eerstgenoemde. Zijn eenmaal de hoeken vereffend,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 17