82
teem, de voorkeur genieten boven de Kleinste Vierkanten
Methode.
Daartegen zou nog aangevoerd kunnen worden, dat
het toch zoo vaak voorkomt, dat de sluitfout in den afstand
van aansluitingspunt tot aansluitingspunt zoo gering is,
misschien veel kleiner dan de overeenkomstige fout in de
rondrekeningen.
Toegegeven; maar wie of wat geeft ons de verzekering
dat de coördinaten goed zijn? Waarom kan dat kloppen
niet een zuiver toeval zijn? Waarom zou er bijv. niet een
verschuiving van de aansluitingspunten in één richting
plaats gehad kunnen hebben?
•4e Geval. Erfpachtsmetingen.
Ook hier zien we soms, dat de fout in de aansluitingen
grooter is dan die in de rondrekeningen en ook hier weer
is het opnemen van de aansluitingen in de vereffening
volgens de Kleinste Kwadraten af te keuren. Beter is
dan een afzonderlijke vereffening van het net volgens die
methode uit te voeren en daarna een aansluiting te laten
volgen van het net, dat reeds zoo goed mogelijk is georiën
teerd door middel van een grafische vereffening (hetzij
volgens affine, hetzij volgens conforme afbeelding), welke
aansluiting in dit geval zeker tot het meest waarschijnlijke
resultaat zal leiden.
Maar aangezien tijdsbesparing aitijd een voorname
factor is en bovendien in de meeste gevallen de fout in
de aansluitingen niet grooter is, dan die in de rondreke
ningen is een vereffening van het geheele net, waaronder
nu ook de aansluitingen gerekend worlen, volgens de
Kleinste Vierkanten niet direct af te keuren, hoewel het
resultaat met het waarschijnlijkste zal zijn.
Hoe men echter ook te werk gaat, altijd zal het wen-
schelijk zijn, dat de aansluitingspunten een integreerend
deel uitmaken van het net en dat dus niet die punten,
zooals in de praktijk maar al te dikwijls geschiedt, met