INVLOED VAN VOCHT OP HOUT. In het artikel „Basismeting-Batavia" verschenen in aflevering 1 van dit Tijdschrift, zegt de schrijver op blz. 5„De uitzetting van het hout wordt dus blijk baar te niet gedaan door een veel sterkere invloed in „tegengestelden zin. De verklaring zal vermoedelijk te „zoeken zijn in het verminderen van het vochtgehalte „in het 'hout tijdens de meting, welk vochtgehalte ge- burende de rustperiode weer zou toenemen. Een „andere, hoewel m.i. minder waarschijnlijke verklaring ,zou nog gevonden kunnen worden in het eventueel „kromtrekken der latten onder invloed der zonne warmte." Voorts zegt de schrijver voornemens te zijn een inader onderzoek in te stellen om een juist inzicht te krijgen in de werking der klimatologische factoren. Een ervaring in dezen bij metingen te Wageningen opgedaan, geeft een sterke aanduiding, dat in het voorgaande het woord „vermoedelijk" wel geschrapt zou kunnen worden. Het komt mij in het belang vain het voorgenomen onderzoek goed voor van deze ervaring hier nader mededeeling te doen. Bij de door dèn Landmeterscursus uitgevoerde poly goonmetingen ten dienste van de opmetingen „Oranje Nassau's Oord" en „Wageningsche Eng" respectievelijk in 1928 en 1929 uitgevoerd onder toepassing van de dubbelbeeldsafstandsmeting werd gebruik gemaakt van een houten baak, voorzien van milimeter-veldenver- deeling. Over deze metingen werd uitvoerig geschreven in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde. De vermenigvuldigeonstanto A 101,12654 0,0030 werd bepaald op 22 Juni 1928, dus midden iin den zomer, en berekend uit baak- en meetbandafle zingen, gedaan bij een temperatuur van 22,2°C. Bij de berekening van de constante zijn alleen de direct gemeten afstanden herleid tot meters van 0°C.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1932 | | pagina 5