71
laatstgenoemde methode vast te stellen, moge hieronder
volgen.
De Marantjar-meting betrof een erfpachtsperceel,
destijds op schetskaart uitgegeven en gelegen tegen de
hellingen van een vulkaankegel, waarvoor men zich op
bijgaande schets het krater-complex kan denken 2.5
c.M. ten Zuiden van punt 551. De uitloopers en ravij
nen groepeeren zich stervormig hieromheen en de
voet van den berg ligt ongeveer langs de lijn welke de
T punten verbindt (paardenpad)Het terrein is goed
deels zwaar geaccidenteerd en met dicht oerbosch be
groeid. Het bepalen va.n een driehoekspunt in het
Zuiden is om hier niet terzake doende redenen achter
wege gebleven.
Op de polygoon-schetskaart zijn vermeld de num
mers der knooppunten en de punten waarop een zons-
waarneming verricht werd met de daaruit berekende
boussole-correctie. (Zie blz. 73).
Aangenomen werd dat, wanneer het correctiever-
schil op 2 opeenvolgende standpunten kleiner dan
20' was, op de tusschen liggende trekken een ge
middelde correctie kon worden toegepast (volle lijnen).
Bij grootere verschillen werden de azimuths uit zons-
waarnemingen en nonius-hoeken berekend, (stippel
lijnen).
N. B. De trek 353 122 (puntlijn) werd eerst later
gemeten madat gebleken was dat de occupatie
en plaatsing der (nieuwe) pilaren niet over
eenstemde met de gegevens der schetskaart en
was bedoeld als basis voor de bijmeting van
een bron-complex. Indien verderop gesproken
wordt over polygoon III, zoo denke men zich
deze puntlijn weg.