94
schommelingen en trillingen van den loopsteiger,
veroorzaakt door den wind en door de 'bewegingen
van den waarnemer zich voortplanten op den pijler,
dus de meting zouden beinvloeden.
De pijler voor het instrument is een regelmatige
vierzijdige pyramide (grondvlak 10 X 10 m), waarvan
de opstaande ribben twee meter diep iin den grond
zijn geplaatst onder een helling van 1 4. Ze ontmoeten
elkaar op een hoogte van 19,5 m, waar ze de lood
rechte centrale as inklemmen.
Deze centrale as, - een dikke bamboestijl met een
tafeltje voor theodoliet of heliotroop, reikt niet tot
den grond doch eindigt op ongeveer halve hoogte
(„Hangepfeiler") en wordt gesteund door verbin
dingsstijlen met de ribben. Tusschen elke twee opeen
volgende opstaainde ribben zijn op onderlinge afstanden
van 1,50 m horizontale, dwarse verbindingen aan
gebracht, welke door diagonale en verticale stijlen
nog zijn versterkt. De overstaande ribben zijn verder
inog door kruisstijlen verbonden.
De loopsteiger vertoont den vorm van een afge
knotte vierzijdige pyramie met een grondvlak, hetwelk
ten opzichte vain dat van den pijler 45° is gedraaid.
De opstaande ribben welke 2 m diep in den grond zijn
geplaatst, zijn hier extra stevig uitgevoerd.
Het loopvlak voor den waarnemer is 2 X 2 m en
bevindt zich op een hoogte van 18 m, de opstaande
ribben gaan tot 19,4 m en vormen met eenige dwarse
verbindiingsstijlen een hekje om het loopvlak. Ook bij
den loopsteiger zijn tusschen de ribben op onderlinge
afstanden van 1,5 m dwarse verbindingen aangebracht,
versterkt door diagonale stijlen.
Om rotting tegen te gaan zijn alle deelen van pijler
en steiger, welke met de aarde in aanraking komen,
geteerd.