15 Het kappen van alle takken heeft ten gevolge een verplaatsing van het zwaartepunt en dus een onmiddel lijke verandering in den stand van den stam. De span ningen, die daardoor in het hout optreden zullen slechts geleidelijk tot een evenwichtstoestand voeren, zoodat men gedurende geruimen tijd nog werking in den stam kan verwachten. Bij de hermeting van Batavia werden de metingen op de boompijlers dan ook eerst na minstens zes weken na de kapping uitgevoerd. Twee soorten bewegingen van den boom kunnen optreden, t.w. de trillingen en slingeringen en de draaingen. De eerste kunnen bij sterken wind zeer storend werken en 'het bleek daarom eenige malen noodzakelijk de metingen uit te stellen. Men kan de slingeringen verminderen door alle takken af te kap pen, waardoor de oppervlakte, waarop de wind kracht uitoefent, verkleind wordt en het zwaartepunt lager komt te liggen. Pij Ier draaiing, het verschijnsel, dat men meerdere malen heeft geconstateerd bij houten stellages en ook zelfs hoewel in mindere mate bij ijzeren en steenen con structies (zie Jordan III) is ook bij den boompijler te constateeren, zooals uit het volgende zal blijken. Hoewel op de meeste boompijlers de waarnemingen wijzen op een draaiing met de zon mee is het niet zeker dat deze be weging zou zijn te vergelijken met de bekende draaiing van verschillende plantendeelen naar de richting van de zon, daar dit alleen de weeke plantendeelen betreft. Dit zou dan in overeenstemming zijn met de metingen op het station „Roemer Visscher" (een kenari-boom), welke schijnen te wijzen op een draaiing tegen de zon. In dit verband is het van belang op te merken, dat blijkens een raededeeling, welke in extenso is opgenomen in Hegemann „Lehrbuch der Landesvermessung", door Gen. Bayer een Deze en soortgelijke gegevens ontleen ik aan een onderhoud met prof. Lam, Hoogleeraar in de Plantkunde, over deze kwestie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 17