16
vrij aanzienlijke pijlerdraaiïng (2') is geconstateerd, welke
's morgens tegen de zon en 's middags met de zon mee
was gericht. Hoewel het er niet bij wordt vermeld, betreft
dit echter waarschijnlijk geen boompijlers, zoodat een
vergelijking niet geheel zuiver is.
Vermoedelijk zal de draaiing voornamelijk worden ver
oorzaakt door veranderingen in het vochtgehalte van het
hout, waarbij een bepaalde soort voorkeur kan hebben
voor een bepaalde draairichting. Behalve de ongelijk
matige verwarming zullen dus in het algemeen ook die
weersomstandigheden, welke invloed hebben op de voch
tigheid van het hout (regen, wind) draaiing kunnen
veroorzaken.
Uitdroging zal relatief het geringst zijn bij levend hout,
dus de termijn, welke den stam na het kappen wordt ge
geven om in rust te komen, moet niet te lang worden
genomen. Het middel om vocht te houden door niet alle
takken af te snijden is niet toe te passen, daar men dan
niet alleen bij den bouw van den loopsteiger moeilijkheden
zou krijgen, doch ook de omstandigheden voor slingering-
weer ongunstiger zou maken. In elk geval is het echter
aan te bevelen de schors niet te verwijderen.
Overgaande tot het onderzoek naar de stabiliteit, kan
worden opgemerkt, dat men een eerste inzicht omtrent
de gedragingen van den pijler verkrijgt door de middel
bare fout van de meting te vergelijken met die van de
metingen op de gewone stations. Kan men n.l. voor de
middelbare fout van een reeks waarnemingen een zekere
waarde verwachten, doordat de nauwkeurigheid, welke
een zekere waarnemer met een bepaald instrument en
onder normale omstandigheden bereikt, bekend is, dan
kan de wel- of niet-overeenstemming van deze middelbare
fout met de berekende waarde aanwijzing zijn, dat storen
de invloeden niet of wel aanwezig zijn. Meer dan een
aanwijzing mag men hierin niet zien, omdat zoowel het