2
Wij dienen dan ook een anderen weg in te slaan.
En daarbij wensch ik v.n. het oog te houden op een
geleidelijke afschaffing van het recht. Dit kan alleen
geschieden door conversie in een zuiver zakelijk recht,
waarvoor de gelegenheid is opengesteld bij Staatsblad
1915 No. 474. Immers bij dit Staatsblad (in wezen
een koninklijk besluit en daarom van zeer groote
waarde) werd voorgoed beslist, dat de inlandsche
zelfbesturen aan personen, op wie het B. W. toepas
sing is, grondrechten mochten verleenen, die in aard
en omvang gelijk zouden zijn aan het overeenkomstig
aangeduide, volgens het B. W. te verkrijgen zakelijk
recht, terwijl verder bepaald werd, dat zulk een
recht inderdaad een B. W.-zakelijk recht werd, zoo
dra inschrijving in de openbare registers plaatshad.
Zonder ons nu te verdiepen in de juridische bezwaren,
die hiertegen zijn aangevoerd en die tenslotte in de
praktijk van geen belang bleken te zijn, is dus de
gang van zaken deze
aanvankelijk wordt een inlandsch zakelijk recht ver
leend, dat tengevolge van de inschrijving in de open
bare registers, waartoe in het besluit van verleening de
verplichting wordt gesteld, ipso facto een westersch
zakelijk recht wordt.
Terloops zij opgemerkt, dat zoo'n inlandsch zakelijk
recht onderworpen is aan de goedkeuring van het
H.G.B. welke goedkeuring dus
worden als een bepaald beding ten
bestaanbaarheid van het recht. In de praktijk komt
het echter hoogst zelden voor, dat deze goedkeuring
hieraan wordt onthouden.
Wat evenwel van zeer veel belang moet worden
geacht, is de vraag, wanneer het opstalrecht als
zoodanig ontstaat. De besluiten van de Zelfbesturen
ter S.O.K. spreken hiervan doorgaans niet. Wel wordt
beschouwd mag
aanzien van de
Hoofd Qew. Bestuur.