41
biz. 12: „Instelling' op de zonsranden is altijd eenigs-
zins onzeker, in het bijzonder is dit het geval voor
waarnemingen, waarbij het zonsbeeld wordt gepro
jecteerd op een scherm en juist op het moment van
instelling het beeld van de draden verdwijnt, maar
ook bij gebruik van donker glas zal de asymmetrie van
het beeld t.o.v. de kruisdraden de instelling ongunstig
beïnvloeden.
Bij de op Herkadastreering in gebruik zijnde Hil-
debrand-theodolieten, met tamelijk dikke kruisdraden,
kwamen deze fouten dan ook sterk naar voren.
Daardoor zijn middelbare fouten tot 15" per meting
van 4 series geen zeldzaamheid.
Toch verschillen de azimuths van 4 dergelijke
metingen zeer weinig van elkaar, zoodat gezien de
onzekerheid in de bepaling van de middelbare fout de
uitkomsten direct gemiddeld worden zonder gewichts
toekenning, in verband met deze middelbare fout.
Typeerend is het volgende voorbeeld van een serie
meting.
I II III IV
Az. lijn 225°47'43" 47'34" 48'10" 48'34"
P 225°48'00" M 16"
Middelt men nu I en II (225°47'38") zoo ook III en
IV (225°48'22") dan is wel in te zien dat de constante
fout hier ongeveer 22" bedraagt, die bij I en II
negatief, bij III en IV positief werkt. Dit is dan ook
toe te schrijven aan de gebruikelijke volgorde van
aanraking bij de metingen
fö p oj oj
Paste men een correctie toe tegengesteld aan de
fout dan zou men krijgen:
I II 111 IV
Azimuth lijn 225°48'05" 47'56" 47'48" 48'12"
wat een middelbare fout zou geven van 2".