52 en terug meting middelt, maakt telkenmale, voor elke slag, een einde aan het onzalige bestaan van een dergelijke fout. Een combinatie van (II) met eenig ander systeem kan aldus in eerste instantie worden verworpen, daar het nut daarvan hoogst problematiek is te noemen. Het systeem onder (I) heeft dan ook niet de ge ringste invloed, zoowel in gunstigen als in ongunstigen zin, gehad op de resultaten der waterpassing van Batavia (waarbij in de terugmeting van systeem (II) werd gebruik gemaaktzoodat de opmerking in het bovenaangeduide artikel van den heer P., dat „deze fout, die minimaal is, verwaarloosd (zal) kunnen worden" wel door niemand zal kunnen worden gewraakt, om het doodeenvoudige feit, dat deze fout gelijk aan nul is. Wordt hiermede aangetoond, dat inachtname van systeem (1) voor de Bataviasche waterpassing vol strekt overbodig kan worden genoemd, de vraag kan nu rijzen, wanneer of men dan wèl daarvan gebruik kan (mag) maken. Opgemerkt moge dan worden, dat voor enkele waterpassing men steeds en uitsluitend is aangewezen op systeem (I). Alhoewel nu de enkele waterpassing als zoodanig nagenoeg geen toepassing vindt, zij hier erop gewezen, dat men i.h.a. elke z.g. dubbele waterpassing uitvoert als twee afzonderlijke enkele waterpassingen en doet het gemiddelde resultaat eerst dubbele w.p. ontstaan. Veronderstellen we, dat van een punt Q liggende ongeveer midden tusschen twee bekende merken P en R, welke laatste eenige kilometers van elkander zijn verwij derd, de hoogteligging gevraagd wordt. Men zal hier dan „aaneengeschakelde waterpassing" moeten toepassen, d.w.z. men zal gebruik moeten maken van tusschen- (hulp-) punten, welke aangebracht kunnen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 25