55 volmaakt zijn, doch de combinatie van beide (d.i. het gemiddelde tusschen beide) zal zelfs den meest veel- eischende bevrediging schenken. Beschouwen we nu systeem (II) nader. Als eenige eisch wordt hierbij gesteld, dat voor elke slay de stand der baken bij de teruggang tegengesteld moet worden genomen aan die der heenmeting (heengang 1 2 en terug 2 1). De heengang vereischt dus voorzoover het de keuze der baken betreft niet de minste voorzorg; slechts bij de terugmeting dient men zulks in acht te nemen. In dit verband kan de vraag worden gesteld of er niet meer systeem in beide metingen kan worden gebracht. Beschouwen we even de werkwijze: voorbaak in de eene slag is achterbaak in de volgende, welke werk wijze natuurlijk bij de heengang kan worden gevolgd, daar het immers volmaakt onverschillig blijft hoe of de heenmetmg wordt ingericht. Voor een geroutineerde opnemer geeft deze wijze van meting echter eenig tijdverlies, dat bij opper vlakkige beschouwing klein zou kunnen worden ge noemd, doch in de praktijk tot zeer merkbare afmetingen pleegt aan te groeien. Wat is n.l. het geval? Noemen we de polygoonpunten A, B, C,N. De eindpunten A en N zijn bekend. Is de eerste slag A B afgewerkt (nemen we alle slagen 150 m), dan stapt de opnemer op, gelijk met de baakhouder 1 (in A), voor de volgende slag. De opnemer legt, om de slag B C af te werken (alles in de heengang') 150 m af, daar hij (onge veer) in het midden van B C moet zijn. In denzelfden tijd legt baakhouder 1 ook 150 m af en is dan in B; daar zijn volgende standplaats C is, dient hij dus nog 150 m af te leggen. Een ervaren opnemer nu speelt het meestal klaar,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 28