56
zijn instrument meetvaardig te hebben, als baakhouder
1 ongeveer ter hoogte van zijn (opnemer's) (tweede)
standplaats is (V2 slag 75 m; 2 stappen per sec.
1,5 m/sec., zoodat voor 75 m 50 sec. noodig is, of
ruim genomen 1 minuut, hetgeen overeenkomt met
een snelheid van 4,5 Km per uur, hetgeen een normale
pas is te noemen). Is dus baakhouder 1 halverwege
B C, dan heeft de opnemer de beschikking gehad over
één minuut voor het opstellen van zijn instrument.
In elk geval zal een geroutineerde opnemer, zoo
een meetvaardig maken van het instrument in een
minuut eenigszins optimistisch klinkt, zijn instrument
vaak reeds lang opgesteld hebben, als baakhouder 1
zijn tweede standplaats C bereikt, d.i. dus 2 minuten,
nadat de opnemer op zijn 2e standplaats is gekomen,
welke tijd, gezien het feit, dat de meetkoelies zonder
uitzondering een hartgrondige afschuw aan den dag-
leggen voor een snelle afdoening der hun opgedragen
werkzaamheden en steeds een waardige „reserve"
betrachten in hunne wijze van zich voortbewegen,
gerust op 3 minuten kan worden gesteld.
Tijdverlies treedt dus op, een feit, hetwelk onder-
geteekende, die aan de waterpassing van Batavia
heeft mogen medewerken, herhaaldelijk door de
praktijk werd bevestigd.
M.i. ware het volgende systeem (noemen we het
Ila) dan ook meer aan te bevelen.
Zoodra de eerste slag A B is afgewerkt, begeeft
Baakhouder 1 zich naar het punt B, terwijl tegelijkertijd
baakhouder 2 naar C gaatetc., zoodat door elke
arbeider voor eiken slag slechts een afstand van
=h 150 m behoeft te worden afgelegd, i.p.v. zooals
boven, 2 X 150 300 m.
Tijdverlies wordt hierdoor, men zij in deze nog zoo
sceptisch gestemd, ontegenzeggelijk voorkomen, terwijl
deze werkwijze zonder het minste bezwaar voor de