36
acte geen gebruik meer mag worden gemaakt van den
ouden, doch eveneens, dat na vermelding' van den
ouden geen gebruik meer mag worden gemaakt van
den nieuwen. Afdoende is dit echter in geen geval.
Het bezwaar, dat het kadaster pas na de inschrijving
kennis krijgt van deze gevallen, zou opgeheven zijn,
wanneer het gebruikelijk was, om ook voor iedere
inschrijving een landmeterskennis af te geven. Dit nu
is afhankelijk van het oordeel van den betrokken
overschrijvingsambtenaar, en komt weinig of niet voor,
men moet dan de inschrijving als overschrijving op
vatten en hiervoor zijn weinig steekhoudende argu
menten aan te voeren. Het lijkt mij daarom niet
goed mogelijk, dat de overschrijvingsambtenaren geïn
strueerd zouden kunnen worden bij elke inschrijving
een landmeterskennis te eischen. Maar al was dit
mogelijk, dan nog zou de kadasterambtenaar hierdoor
niet in staat zijn de inschrijving te verhinderen.
Hij zou de landmeterskennis toch in ieder geval
moeten afgeven, indien de overschrijvingsambtenaar
genegen was tot inschrijving over te gaan.
M. i. moet men aan de in aanhef dezer genoemde
circulaires dan ook zoo'n verstrekkende beteekenis
niet hechten. Ze hebben vermoedelijk alleen de be
doeling voor te schrijven, welke procedure door den
kadasterambtenaar gevolgd moet worden, indien der
gelijke meetbrieven ter onderzoek worden aangeboden.
Toch is het natuurlijk zeer wenschelijk, dat meet
brieven, ouder dan 5 jaar, niet meer gebezigd worden.
Niet alleen, omdat het gevaar bestaat, dat bij de
inschrijving' de meetbrief-grenzen niet meer in over
eenstemming met den terreinstoestand zijn, maar ook,
omdat anders iemand alleen door het aanvragen van
een meetbrief, zonder op het daarbij bedoelde perceel
eenig zakelijk recht te hebben, voor onbepaalden tijd
ieder ander zou beletten dit perceel geheel of gedeel-