75 (hetgeen bij voorkeur vermeden moet worden) ons eerst overtuigen door navraag, zoonoodig door den afgegeven zegelmeetbrief op te vragen, of die meetbrief voor een aanvraag tot inschrijving nog gebruikt zal worden. Tenslotte nog een kleine opmerking naar aanleiding van hetgeen staat onder aan blz. 36 van het tijdschrift. Het is niet juist, dat iemand door het aanvragen en ontvangen van een meetbrief zonder op het perceel eenig recht te hebben, vcor onbepaalden tijd ieder zou beletten hierop een rechtstitel te verkrijgen. Het komt in de praktijk wel eens voor, dat twee verschillende personen op een bepaald perceel rechten meenen te kunnen uitoefenen en beiden een rechtstitel willen aanvragen. Degene die het eerst bij het Kadasterkantoor is verschenen, ontvangt in dat geval den aangevraagden meetbrief, terwijl de ander een af schrift van den meetbrief kan verkrijgen. Hiermede is onze taak afgeloopen en dient de commissie van onderzoek uit te maken, wie van beiden de meeste rechten bezit; wij kadasterambtenaren hebben ons hierin geen partij te stellen. Ook als een ander een gedeelte van eerstbedoeld perceel wil aanvragen, mag evenzeer van dit gedeelte een meet brief worden opgemaakt, mits wij in de omschrijving van den meetbrief de commissie van onderzoek c.q. anderen er op attendeeren, dat het perceel een gedeelte is van dat, omschreven bij een meetbrief opgemaakt ten name van iemand anders. Een afschrift meetbrief heeft dezelfde kracht als een eerste „grosse", immers hoe vaak gebeurt het niet, dat de meetbriefgrosse is zoek geraakt bij de behandeling der aanvraag en dan door belanghebbende een afschrift meetbrief wordt verzocht. D. Eenschooten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 13