88
Het voorgaande leidt dus tot de volgende conclusies:
Is de controle op de hoeken hoofdzaak, dan neme men
de aansluitingsrichting in het verlengde van de polygoon
richting.
Wordt bovendien een eenvoudige vereffening gewenscht,
dan moet het punt Q op grooten afstand richting
willekeurig worden gekozen.
Is controle op hoek- èn lengtemeting noodzakelijk, dan
moet de aansluitingsrichting ongeveer loodrecht op de
polygoonrichting naar een nabij punt worden genomen.
Voor een polygoon van willekeurig en vorm kan het
onderzoek parallel verloopen met de methode, aangegeven
door prof. Dieperink in het Tijdschrift van K. en L. Jg.
193! blz. 7696. (Aldaar toegepast op veelhoeken, welke
gesloten of tweezijdig volledig aangesloten zijn), i)
Als uitgangspunt kan dienen de voorwaarde in den
vorm van formule (3), waarin Sx2 -j- S22 wordt vervangen
door S2
[A 2 A
Stelt men de aansluitingsrichting A 90°, dan is:
sin (A -|- 90°) cos A
cos (A -|- 90°) sin A
Deze waarden worden gesubstitueerd in (14):
-(- i sin A cos -j- cos A sin T). A
[4 sin A sin T cos A cos T). al]-fw [A«]
[-i- sin (A T). A -p] [-k cos (A T). A 1] w 0 (15)
f S, 1 cos S, 1 sin '-F 1
[S, sin '--F S, cos T ,1 -
S2 1A lj -j- w 0 (14)
u
1Om den lezer de vergelijking te vergemakkelijken heb ik me
veroorloofd in dit artikel de notaties van prof. Dieperink over te
nemen.