A it<s h>) -'TT v" <2,) 89 Drukt men hierin volgens (6) de azimuths-correcties uit in de hoekcorrecties A x, dan krijgt men: 1 [4-sin(A 4^)] A«0-j- 1 r-i-sin(A—4>)1 1 Axt I INI I -* 2-N 1 -j-cos (A V). A ij -f w 0 (16) De korrelatenvergelijkingen worden dus: A«k. v I l [4" sin (A *)1 I K ('7) k I L S J k-N I A lk Ifc cos f)- K (18) In (17) is s'n (At2)], N de afstand van het hoekpunt k tot een rechte lijn A door het hoekpunt N met richting A getrokken, dus voor te stellen door h (zie fig. 2). Merkt men verder op, dat in (18) j cos (A -F) de projectie van de zijde 1J; op a is, dus als 1' te noteeren, dan gaan (17) en (18) over in: A K y hk (19) A 't - f l'„ (20) Dit beteekent: de correcties aan de hoeken bestaan uit twee gedeelten, waarvan het eerste voor alle hoeken gelijk is, terwijl het tweede evenredig is met den afstand van het hoekpunt tot een rechte lijn a door het eindpunt loodrecht op de aansluitingsrichting. De correcties aan de zijden zijn evenredig met de projecties van de zijden op deze rechte a. De lijn door het eindpunt loodrecht op de aansluitings richting heeft dus geheel het karakter van een as van vereffening. De formule (19) kan nog worden herleid tot:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 27