66
mij niet bekend. Wel is het een feit, dat naar mijn stellige
overtuiging in die commissiën niet steeds de meest ge
schikte ambtenaren worden aangewezen.
Nu ligt de schuld hiervan niet bij den betrokken
inspecteur, maar haar oorzaak moet gezocht worden in
het ontbreken van voorschriften dienaangaande. Het is
immers bekend, dat de inspecteurs van Financiën zeer
gaarne ambtenaren van het Kadaster zouden willen
aanwijzen om deel uit te maken van de commissie, doch
waar de werkkring van het Kadaster nauwkeurig is
omschreven bij Staatsblad 1916 No. 705, zal alleen hiertoe
overgegaan kunnen worden als van Regeeringszijde wordt
beslist, dat het verzamelen der gegevens voor den ver
pondingsaanslag aangemerkt kan worden als te behooren
tot de werkzaamheden bedoeld bij II sub e van het zoo
juist vermelde staatsblad. Mocht men hiertoe beslissen, dan
zijn de voordeelen niet te onderschatten. Ik noem daarbij
in de eerste plaats het tot een minimum terugbrengen
van het aantal doleanties, hetgeen een werkbesparing
geeft die niet gering is. Maar ook geldelijke voordeelen
zijn hieraan verbonden. Immers het is een bekend feit,
dat het lezen van de kadastrale kaarten, die voor het
opsporen der verpondingsperceelen in groote steden en
nederzettingen, een onontbeerlijke steun zijn, voor buiten
staanders geen gemakkelijke taak is bn dat men licht
geneigd is vergissingen te maken.
De kadastraal-technische aanduiding door middel van
bijpijlingen van alles wat op de kaart voorkomt binnen
de grenzen van een perceel, is in feite alleen begrijpelijk
voor een kadasterambtenaar. Immers zelfs de bijpijlingen
geven niet altijd de juiste grenzen van het verponding s-
perceel. Ik verwijs slechts naar het geval, dat de eigenaar
van het belendende perceel zijn huis voor een smal ge
deelte over zijn grens heeft gebouwd. Waar de kadastrale
kaarten de juridische grenzen aangeven, zal deze smalle
strook gepijld zijn bij het eerstbedoelde perceel, terwijl