70
in de Buitengewesten met een rechtstitel heeft eerst plaats
na afkondiging van Stbl. 1915 No. 474) zoodat dus meet
brieven ouder dan 5 jaar door de commissie van grond
onderzoek niet in behandeling mogen worden genomen,
dan na reviseering door den betrokken kadasterambtenaar.
Dat met dit voorschrift wel eens de hand wordt gelicht,
zooals in het artikel trouwens deor voorbeelden wordt
aangehaald, is m.i. zeer begrijpelijk, hoewel niet goed
te praten.
Allereerst wil ik er op wijzen, dat door ons niet kan
worden uitgemaakt, of een meetbrief ouder van 5 jaar
nimmer heeft gediend tot onderwerp van een door de
commissie in te stellen onderzoek. In de voorbeelden uit
het artikel worden wel vermeld de data van indiening
van het verzoekschrift van belanghebbende, maar in door
snee zal ons Kad. ambtenaren hiervan niets bekend zijn.
Stel het geval, dat belanghebbende een verzoekschrift
heeft ingediend op 1 Juni 1928 onder overlegging van
den meetbrief dd. 31 Maart 1925 No. 126. De commissie
van grondonderzoek neemt tijdig de aanvraag in behan
deling en dient „met bekwamen spoed" het proces-verbaal
Jn bij het H.G.B., die het verder doorzendt. We weten
allen dat nu de lijdensgeschiedenis eerst recht begint.
Alvorens het besluit van afstand afkomt, moeten bij ver
schillende departementen (B.O.W., Oorlog enz.) adviezen
ingewonnen worden en de stukken komen opnieuw in
handen van de betrokken plaatselijke autoriteiten (archi
tect B.O.W., eerstaanwezend genie-officier enz.) om
advies terzake uit te brengen. Vooral waar vaak beslist
moet worden met het oog op „toekomstige" belangen, kan
zoo'n advies lang op zich laten wachten. De mogelijkheid
is heelemaal niet uitgesloten, dat b.v. eerst in het jaar
1932 definitief bij Gouv. besluit beschikt kan worden op
den afstand. Het gevolg is dat de meetbrief, die alsdan
den aanvalligen leeftijd van 7 jaren heeft bereikt, toch
tenslotte wordt ingeschreven, zoodat dus blijkt, dat we