71 niet altijd zonder meer kunnen zeggen of een meetbrief al dan niet gebruikt zal worden. Zooals men ziet, is in bovenstaand geval stipt de hand gehouden aan de voor schriften, immers het grondonderzoek heeft binnen 5 jaar na dagteekening van den meetbrief plaats gehad. Dit geval zal zich vaker voordoen dan de gevallen, die door voorbeelden in het bewuste artikel zijn aangehaald, aan gezien op die gevallen nog een zeker correctief bestaat bij II.G.B. of anders bij Directeur B.B. De zienswijze dat de Regeering niet correctief zal optreden, deel ik daarom niet. Het is mogelijk dat er enkele gevallen zijn die aan de aandacht (gewoonlijk van het H.G.B.) ontsnappen, maar in mijn praktijk is dit nimmer voorgekomen en dus zeker geen regel. Geheel eens ben ik het dus met den schrijver van het artikel, meetbrieven ouder dan 5 jaar niet zonder meer als vervallen te beschouwen. Zooveel mogelijk dienen bij belendende meetbriefaanvragen de grenzen aangehouden te worden, als hiertegen tenminste geen bezwaren bestaan (en hier komen we op moeilijk terrein n.l. contradictoire delimitatie). Nu het tweede geval, waarbij wordt aangegeven de mogelijkheid, hoe het voorschrift van de bewuste circu laire Directeur B.B. door een handige manoeuvre wel eens wordt ontdoken. Stel belanghebbende dient de aanvraag tijdig in en ontvangt na verloop van tijd het besluit van afstand. Wegens geldgebrek kan hij tot inschrijving niet direct overgaan en verzoekt voorloopig den grond in huur te mogen ontvangen. Dit wordt hem toegestaan en een huurcontract voor b.v. 5 jaar (of tot wederopzeggens toe) wordt door hem ten overstaan van den betrokken B.B.- ambtenaar geteekend. Na 5 jaar is belanghebbende zoo kapitaalkrachtig geworden, dat er geen reden Destaat om verlenging van het huurcontract te geven en dus inschrij ving op zijn naam dient te geschieden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 9