116 slechts de werkwijze bij de Topografische Dienst is weergegeven. Een berekening met behulp van de methode der Kleinste vierkanten schijnt angstvallig vermeden te worden. Wel treffen we op pag. 203 een kleine toe passing zonder meer. Tot in de finesses is de pilarenbouw behandeld, hetgeen wel een tegenstelling vormt met de reeds ge noemde signalen. De drie volgende hoofdstukken, die handelen over trigonometrische hoogtemeting, azimuthsbepaling en grafische insnijding zijn goed verzorgd. Daarentegen biedt de polygoonmeting in hoofdstuk VIII weinig bijzonders. Alleen de meetmethode met den tachymeter is vermeldenswaard. De vereffening van een net schijnt een onoplosbaar probleem te zijn. In hoofdstuk IX berijdt schrijver naar alle waar schijnlijkheid een stokpaardje, waar hij zijn idee van de moederkaart lanceert. Afgezien van het feit dat daarop nog het noodige zou zijn aan te merken en het nut van zoo'n kaart aanvechtbaar is, behoort een dergelijk idee, zoolang het nog niet verwezenlijkt is, niet in een handboek thuis. Overigens geeft dit hoofdstuk als gewoonlijk slechts de gang van zaken weer bij de Topografische Dienst o.a. waar het betreft de detailmeting, waar de nadruk wordt gelegd op de berg-boussöle. Interessant zijn de paragrafen over hoogtelijnen, een onderwerp dat zelden in een geodetisch werk zoo intensief behandeld wordt. Het is trouwens opvallend dat de niet specifiek landmeetkundige onderwerpen gewoonlijk den besten indruk maken. De inspectieleer doet een beetje grappig aan en had gevoegelijk weggelaten kunnen worden, tenzij het werk opgevat moet worden als een handleiding voor den topograaf in Nederlandsch-Indië.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 16