117
Te apprecieeren is de barometrische hoogtemeting,
die nu aan de beurt is, vooral daar het onderwerp van
geodetisch Indisch standpunt van belang is.
Hoofdstuk XI daarentegen, betrekking hebbend op
de waterpassing, is weer wat minder. De geschiedenis
wordt er weer bijgehaald in den persoon van Heron
van Alexandrië, terwijl er overigens slechts een Top.
Dienst-methode schijnt te bestaan.
De methode van vereffening van een waterpasnet is
hoogst onelegant te noemen.
De gedeelten die handelen over profielen zijn onvol
ledig en behooren trouwens ook meer thuis in een werk
over weg- en waterbouwkunde.
De coördinatentransformatie van hoofdstuk XII
verdient waardeering', hoewel het geheel eenigszins
onwetenschappelijk is opgezet. Waarom is bij het
noemen van den naam van der Tas niet vermeld,
wie dat was, evenals dat bij Gleuns geschiedde
Het Indische Kadaster schijnt bij den auteur geen
goed te kunnen doen.
Misschien wel het beste deel van het werk vormen
de Kaartprojecties uit het volgende hoofdstuk.
Logisch en vrij volledig in zijn opzet, doet dit
onderwerp aangenaam aan, wat nog in de hand ge
werkt wordt door het groot aantal rekenvoorbeelden.
Het hoofdstak betreffende de oppervlaktebepaling
is, behalve waar het gaat over de omzetting' van
bouws in 'h.a., van weinig beteekenis.
Het uitzetten van bogen wordt slechts vertegen
woordigd door een paar methoden, wat weer wordt
goedgemaakt door het geven van eenige tabellen voor
het uitzetten der detailpunten.
Tusschen de tekst maken die tabellen wel een eenigs
zins eigenaardige indruk. Overgangs- en S. bogen
mogen zich verheugen in de bijzondere belangstelling
van den schrijver.