104
Heer van Huls ook betoogt, twee gevallen
a. De bepaling van de aansluitingspunten is destijds
nauwkeuriger gesc'hied dan de polygoonmeting
(zooals .het behoort te zijn met inachtname van
het bekende principe ,,van het groote in het
kleine werken").
b. De bepaling van de aansluitingspunten is minder
nauwkeurig geschied dan de nieuwe meting
(zooals het niet behoort, maar wel vaak het
geval is, vooral bij aansluiting van kadastrale
metingen aan sommige Q punten van den Top.
Dienst.
In het geval a zal de meening van den Heer van
Huls, dat ook hier de berekening van het net met de
aansluitingen als een geheel volgens de methode der
K. V. gewettigd is, wel niet op tegenspraak stuiten.
Bij geval b staat men voor het dilemmaeerst het
net vereffenen en daarna aansluiten (op welke wijze
dan ook) óf het net met de aansluitingen als geheel
vereffenen. De Heer van Huls staat de eerstgenoemde
werkwijze voor, zij het dan ook, dat deze meer tijd
kost.
De kwestie is dus dezehoe men ook te werk gaat,
het uiteindelijke doel is het inpassen van het nieuw
gemeten net tusschen bestaande punten; moet men nu
eerst het net in zijn vorm, blijkende uit de vereffende
metingen, handhaven en daarna inpassen, waardoor
vervorming te vreezen is óf het net onmiddellijk
dwingen de vereischte vorm aan te nemen, waarbij
natuurlijk eveneens vervorming te verwachten is
In beide gevallen dus vormverandering en de kwestie,
waar het in de praktijk op neerkomt is nu maar de
vraag, wanneer de vervorming het kleinst zal zijn.
De meest waarschijnlijke vorm van het net is deze,
welke ontstaat na vereffening zonder aansluiting, dus