105 zonder aansluitingsdwang en m.i. is het onjuist om te verwachten, dat dit net door een welgekozen aan sluitingsmethode tot het meest waarschijnlijke resultaat zal voeren. Men weet vooruit, dat bij minder goed bepaalde aansluitingspunten het net niet meer de juiste vorm kan behouden en men weet eveneens, dat de punten na aansluiting niet meer hun waarschijnlijke ligging hebben, maar het is eisch van de praktijk, dat de goede metingen moeten worden ingeschakeld tus- schen minder goede bestaande punten, dus bij wijze van spreken verminkt worden. Het is nu zaak te zor gen, dat deze verminking binnen de kleinst mogelijke grenzen blijft. Men kan b. v. de eisch stellen bij de aansluiting, dat de som van de kwadraten van de correcties aan de coördinaten toegekend, zoo klein mogelijk zij en in dit geval moeten m.i. de woorden: ,,tot het meest waarschijnlijke resultaat (blz. 82)" vervangen worden door de woorden: „tot de beste inpassing". Streng genomen is zeker de toepassing van de methode der K.V. bij de gelijktijdige vereffening' van geval b (dus de aansluitingen medegenomen) niet te verdedigen, aangezien de aansluitingspunten niet fout loos zijn en men dus de onzekerheid in het aansluitings- punt als toevallige fout vereffent. Zeker draagt deze onzekerheid ook een toevallig karakter maar als zoodanig staat ze buiten de vereffening. Aan de onzekerheid van de aansluitingspunten is natuurlijk nooit te ontkomen en dat de aansluitingsdwang een ongunstige invloed uitoefent blijkt ook wel uit het feit, dat de m.f. na de aansluiting meestal iets grooter is dan die voor de aansluiting. In ieder geval blijft echter de KI. V. methode altijd een practische rekenmethode om waarnemingsmateriaal als geheel met elkaar in overeenstemming te brengen, ook al kan het gebruik, streng wetenschappelijk, niet altijd door de beugel.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1933 | | pagina 5