13
primair", toch niet als zoodanig in de vereffening zijn
opgenomen, teneinde den goeden vorm van het pri
maire polygonennet niet te verstoren.
Een goede aansluiting van de groepen onderling wordt
verkregen door in de vereffening van een groep (b.v. III)
gedeelten op te nemen van aangrenzende eerder bereken
de of later te berekenen groepen (b.v. I en IV).
Dit geschiedt op de volgende wijze:
le. Waar een trek van III uitkomt in een punt P van
de reeds berekende groep I, worden de trekken, van P
uitgaande tot de naastbij gelegen knooppunten, welke
reeds in I waren vereffend, weer in de vereffening van
III opgenomen.
De resultaten van deze tweede berekening worden
aangehouden.
2e. Zijn er in de nog niet berekende groep IV drie-
hoekspunten gelegen welke van belang worden geacht
voor de aansluiting van III, dan worden de trekken van
IV welke voor deze aansluiting noodzakelijk zijn, in de
vereffening van III opgenomen, doch slechts voorloopig
vastgesteld. De definitieve vaststelling geschiedt later bij
de berekening van IV.
Op deze wijze grijpen alle groepen in elkaar, zoodat
een behoorlijk verband verzekerd is.
Door de vele door zonswaarnemingen bepaalde vaste
azimuths vielen bij de azimuthsvereffening de primaire
groepen uiteen in kleinere groepen, welke elk een middel
bare fout in de hoek leverden. Aan deze middelbare fouten
werd een gewicht g toegekend, gelijk aan het aantal
normaalvergelijkingen en met in achtname hiervan voor
de primaire groep het gemiddelde bepaald, dat dus een
gewicht G [g] heeft. suppL
Groep: I II III IV V VI VII VIII I
Middelb.
hoekfout: 5".6 5".4 6".0 5".2 6".2 6".9 8".2 7".2 6".l
Gewicht G: 38 11 30 11 20 21 15 27 8