19
tegenwicht van het zoo verleidelijke aannemen van
waarschijnlijkheden die een vooropgezette meening moe
ten staven. De beste methode is die, waarbij men
„blanco" begint, uitgaande van terreinsgesteldheden
die practisch gesproken zelden veranderen: wegen,
waterloopen in rotsachtigen bodem, diepe terreininsnij
dingen (bijv: de Benkoelineesche moerasarmen), oude
muren, boomenrijen e.d. In drukbebouwde stadsdeelen
kunnen oude muren vaak uitsluitsel geven. In het
algemeen bereikt men de beste resultaten door op de
alleroudste (vaak in andere archieven voorhanden
zijnde) kaarten, de oude grenzen uit te zetten en dan
via nieuwere kaarten te bepalen, welke nog voor
handen zijnde terreingesteldheden en -voorwerpen oud
zijn althans op de oude plaats staan. In dit verband
merk ik op dat zeer dikwijls nieuwe muren opgericht
worden op oude fundamenten en dat de diepteligging
der perceelen t.o.v d. weg in een nauw verband staat
tot de oorspronkelijke wegbreedte.
In den beginne voelt men zich in een dergelijke
blok-delimitatie meestal in een onontwarbare doolhof
(doch leert spoedig daar vrij nuchter tegenover te
staan), waarin langzamerhand een draad wordt ge
vonden. En wanneer men er den weg in weet, en con
clusies getrokken heeft dient e.e.a. op schrift gesteld
te worden, in eerste instantie voor de Inspectie. En dit
laatste, althans het logisch verwerken van deze vaak
zoo uiteenloopende gegevens, is soms een moeizaam
werk, dat echter zéér noodig iseen delimitatie met
als motto een variant op een bekend spreekwoord
„stel vast en zie niet om" is voor onzen dienst vrijwel
onbruikbaar.
Een vaste lijn voor de behandeling is echter moeilijk
te geven. Bij de eene delimitatie begint men bij het
begin, bij een andere in het midden of op het eind der
perceelsgeschiedenis. En dan dient men er nog voor te