r 45 EENIGE BESCHOUWINGEN OVER HET DELIMITATIE-VRAAGSTUK. II. Sub D. Het behoeft geen nader betoog, dat de bij delimitatie heruitgezette oudste grenzen dikwijls in de verste verte niet de nauwkeurigheid bereiken, die een kadastrale meting heeft. Toch is mij herhaaldelijk ge bleken dat in de meeste gevallen de tolerans niet al te groot genomen behoeft te worden. Het is niet wel doenlijk hiervoor, waar ten slotte ook nog het persoonlijk inzicht een rol speelt, bepaalde toleranswaarden vast te leg'gen. De resultaten eener goed uitgevoerde delimitatie zijn echter m.i. dusdanig, dat het mogelijk is de oude toestand op een calque op te brengen en daarna aan de hand van nog aanwezige oude terreinvoorwerpen, occupaties e.d. een definitieve grensvaststelling te verrichten die ons kadastraal gevoel tevreden stelt. Het spreekt vanzelf dat hierbij een indeeling van een paar meter in het eene geval voor ons minder gewicht in de schaal kan leggen dan een indeeling van enkele d.M. in het andere. Ik heb mij daarbij steeds tot principe gesteld, dat wanneer de gegevens en de speling in de heruitzetting op het terrein het toelaten, steeds zooveel mogelijk de occupatie te volgen. In dit laatste verband wil ik enkele opmerkingen maken inzake het veelvuldig voorkomen van rechte grenzen en de waarde daarvan, op de oudste meetbrieven. Toegevend dat dikwijls gemakshalve wel een rechte grens getrokken zal zijn, waar een gebogen of gebroken dito noodig was, meen ik toch dat we met de verwerping van zulk een, als rechtlijnig aangegeven, grens, niet te vlug mogen zijn. Immers n. vrijwel alle Gouvernements Landmeters gaven zeer vaak meetbrieven af waarop de rechte lijn die de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1934 | | pagina 17