IGHÉlb1. IETS OVER REKENNAUWKE 1. Aan de getallen in de landmètet^uiide^kfetzij lineaire waarden hetzij hoeken of logarithmische groot heden worden in de praktijk zekere nauwkeurigheids- eischen gesteld. De getallennauwkeurigheid moet niet worden verward met waarnemingsnauwkeurigheid al is er ook een zekere samenhang in aanwezig. Het eerste is een onderwerp v/d theoretische rekenkunde, terwijl het tweede tot de waarnemings- en vereffeningstechniek behoort. Het getal 147.32 m b.v. is op cm afgerond en heeft als zoodanig een bovengrens van 147.325 en een beneden- grens 147.315. De maximumfout in het getal bedraagt derhalve 5 mm. Is dit getal door waarneming verkregen dan zal de lengte van 147.32 m een waarnemingsnauw keurigheid hebben welke wij aangeven door middel van een m.f. die dan gewoonlijk in cm of mm wordt vermeld. De samenhang van genoemde 2 begrippen is voor zoover wij de beschikbare literatuur hebben kunnen na gaan slechts weinig bestudeerd. Minkowski noemt de foutenleer aanvechtbaar aangezien in de waarschijnlijk heidstheorie de afrondingsfout, die van karakteristieken aard is, op den achtergrond wordt geschoven. Hij acht het zeer goed mogelijk dat de afrondingsfout, die wel is waar een toevallige fout is, waarvan positieve en nega tieve kansen gelijk zijn doch die binnen vooraf vast te te stellen grenzen ligt, van zeer grcoten of zelfs over wegenden invloed kan zijn op de m.f. bepalingen der gl'OOtheden. Hij is er niet in geslaagd de afrondings invloeden af te scheiden van de resultante der overige toevallige fouten. Interessant zijn de beschouwingen welke Dr. W. P. Thijsse te dien aanzien geeft in zijn werk „Proeve eener algemeene theorie der fouten" doch tot praktische resultaten voor de vereffeningsleer is hij niet kunnen Vf61£#

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor het Kadaster in Ned.-Indië | 1934 | | pagina 3