65
Verder is zelfs uit dit betrekkelijk geringe aantal ver
gelijkingsmetingen vrij duidelijk bij alle latten de invloed
van de vochtigheid te merken. Men zie slechts fig. 4,
waarin het verloop van de correctie-coëfficienten gedu
rende 1932 voor de meetlatten IV, V en VI, aangegeven
met stippel-lijnen, een opvallende overeenkomst vertoont
met de grafiek der maandgemiddelden van de
vochtigheidsgraad (in procenten) van de lucht te
Batavia 5).
Duidelijker blijkt dit nog, wanneer men de lijnen der
correctie-coëfficienten eenigszins normaliseert door elk
drietal opeenvolgende punten te vervangen door hun
zwaartepunt en deze zwaartepunten te verbinden door de
getrokken lijnen. Ook voor 1931 en 1933 is een dergelijke
overeenkomst merkbaar, doch voor deze jaren zijn de
gegevens minder volledig, daar de latten niet constant
in gebruik waren. Voor de practijk zijn dergelijke schom-
melingen-met-lange-periode natuurlijk van geen belang,
daar ze door de opeenvolgende /.-bepalingen voldoende
„gevolgd" worden.
4. Uit de aansluitingsfouten, welke 41 ongeveer-
gestrekte polygoontrekken tusschen driehoekspunten ver
toonden, werd voor het polygonennet een gemiddelde
vergrootingscoëfficient A afgeleid. In Jg. 1933 blz. 13-14
van dit tijdschrift zijn formules gegeven, waarmee men
deze A kan berekenen.
Daar echter in Batavia de mogelijkheid niet uitgesloten
werd geacht, dat het 300 km2 groote hermetingsgebied
zou moeten worden verdeeld in zones elk met een eigen
A moest de berekening zóó geschieden, dat niet alleen
do gemiddelde A doch ook van alle trekken de partieele
A 's bekend werden, welke dan op een kaart zouden kun
nen worden genoteerd om een eventueele groepeering in
zones aan te toonen.
6) Opgave van het Kon. Magnetisch en Meteorologisch Obser
vatorium te Batavia.