80
of meerdere vraag de grens der marginale nuttigheid
verplaatst.
We komen dus bij het bepalen van de grondwaarde tot
de slotconclusie dat hierbij als hoofdfactor meespreekt
de vraag of de behoefte hiernaar, terwijl de meerdere
of mindere waarde afhangt van het grootere of kleinere
voordeel dat ingebruikneming zou verschaffen.
Konden we bij gronden geschikt voor cultures wel met
eenige meerdere zekerheid aangeven welke gronden het
meest waard zijn, bij bouwgronden is dit lang zoo ge
makkelijk niet. Zoo ziet men in normale tijden waarde
verandering optreden als b.v. door verplaatsing van
verkeerswegen de handel verdwijnt en een eertijds
bloeiende stad tot „ville morte" gedegradeerd wordt. Een
typisch voorbeeld hiervan geeft de plaats Laboehanbilik
aan de monding van de Soengei Baroemoen ter Oostkust.
Zoolang de groote weg van Tandjoengbalai naar Kota-
pinang nog niet voltooid was, moesten de ondernemingen
in de nabijheid van Kotapinang haar producten afvoeren
langs de Soengei Baroemoen naar de havenplaats La
boehanbilik. Na voltooing van den weg konden de pro
ducten op veel vluggere en goedkoopere wijze per auto
vervoerd worden naar Tandjoengbalai, waarvan de
ondernemingen profiteerden. Immers hoewel het vervoer
per schip in grootere hoeveelheden tegelijk kan geschie
den, wogen deze voordeelen niet op tegen die van vervoer
per auto, vooral nu in den laatsten tijd de exploitatie
kosten door het gebruik van diesel-motoren nog verder
gereduceerd worden.
De gronden te Laboehanbilik zijn hierdoor sterk ge
daald in waarde, hetgeen dus niet alleen te wijten is aan
den algemeen slechten economischen toestand, doch zeker
in de eerste plaats aan het verplaatsen van den verkeers
weg voor producten-afvoer.
Nog gecompliceerder wordt het geval met het oog op
de tegenwoordige tijdsomstandigheden, den tijd van